Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want hoe groot zal [76]zijn [77]goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! [78]Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen [79]sprekende maken. 76. Te weten, des Heeren; of hare, te weten der kerk. 76. zijne schoonheid wezen! Te weten, des Heeren; of hare, te weten der kerk. 77. Dat is, zijne gelukzaligheid. De zin is: Hoe grotelijks zal de Heere zijne kerk zegenen, die vervullende met eer en met heerlijkheid! 76. zijne schoonheid wezen! Te weten, des Heeren; of hare, te weten der kerk. 78. Dat is, God zal hun overvloed van koren en van wijn geven, waarover zich de jonge lieden zullen verheugen en vrolijk zijn. Verg. Jes.9:2. Verg. ook Jer.48:33. 79. Of, overvloedig vrucht doen voortbrengen, te weten, de vrucht der lippen. Verg. Jes.57:19.